Kindernevendienst, 4e advent; Gods dienaar die door niemand werd gezien
Gods dienaar valt niet op.
Lang, lang voordat Jezus geboren werd, woonden heel veel Israëlieten in een ander land. Ze waren daar niet naartoe verhuisd omdat ze dat zelf graag wilden. Nee, ze moesten er naartoe verhuizen. Want er waren soldaten uit een ander land naar Israël gekomen. Die soldaten maakten Jeruzalem en de prachtige tempel van God kapot. En ze namen de Israëlieten gevangen, en brachten hen naar Babylonië. Voortaan moesten de Israëlieten daar wonen en werken.
Daar zitten de Israëlieten dan, in dat verre land. Ze zijn heel verdrietig. Ze missen Jeruzalem. Ze missen de tempel. Ze missen God. Komt er ooit een dag waarop ze weer gelukkig zullen zijn? Waarop ze weer terug kunnen naar hun eigen land? Of is God hen vergeten?
Op een dag staat er een profeet op de markt.
‘Luister, mensen van Israël!’ roept hij. ‘Ik heb goed nieuws voor jullie. Jullie stad Jeruzalem is kapot, maar God gaat jullie helpen. Hij zal jullie terugbrengen naar jullie eigen land, naar jullie eigen stad. God gaat iemand naar jullie toe sturen die jullie gaat redden: een speciale dienaar van wie Hij heel veel houdt. Gods dienaar zal ervoor zorgen dat alles weer goed komt. Hij zal jullie land weer heel maken. En hij zal het goed maken tussen God en jullie.
‘Wat fijn!’ zegt een man die vooraan staat. ‘Wie is het, die dienaar van God? Hoe ziet hij eruit?’
‘Hij is vast heel groot en sterk!’ zegt een meisje.
‘Met mooie kleren!’ zegt een jongen. ‘Kleren van een koning.’
De profeet schudt zijn hoofd. ‘Nee,’ zegt hij. ‘Gods dienaar valt niet op. Hij kan naast je staan zonder dat je het door hebt. Hij ziet er helemaal niet bijzonder uit. De mensen lopen hem zomaar voorbij. Ze denken: dat is iemand waar je niks van kunt verwachten. Die man is niet sterk, dat zie je zo. Gods dienaar lijkt niet op een grote, sterke boom, maar meer op een klein plantje, dat zomaar weggeblazen kan worden door de wind.
Hij zal vaak ziek zijn. Hij zal veel pijn hebben. En de mensen zullen helemaal niet aardig voor hem zijn. Ze zullen een hekel aan hem hebben. Ze zullen hem straf geven. Ze zullen hem slaan. Ze zullen hem zelfs doden.’
‘Wat?’ zegt de man die vooraan staat. ‘Maar zo iemand kan ons toch niet helpen?’
‘Dat is nou juist het geheim,’ zegt de profeet. ‘Dit is precies de manier waarop hij ons wel kan helpen. Want Gods dienaar wordt niet zomaar ziek. Hij wordt ziek in onze plaats. Zodat wij niet ziek hoeven te worden.
Gods dienaar krijgt niet zomaar straf. Hij krijgt straf in onze plaats. Hij wordt gestraft om wat wij verkeerd hebben gedaan. Gods dienaar sterft niet zomaar. Hij sterft in onze plaats. Hij zorgt ervoor het weer goed is tussen God en ons.
Jullie weten het allemaal, wij doen veel verkeerde dingen. Vaak luisteren we helemaal niet naar God. We vergeten helemaal wat God graag wil. We lijken wel schapen die niet bij de herder blijven, maar die in hun eentje weglopen. Als een schaap wegloopt, dan kan de herder hem niet beschermen. Dan kan er zomaar een leeuw komen die het schaap dood bijt.
Maar Gods dienaar gaat ons helpen. Ook al ziet hij er niet sterk uit, ook al heeft hij geen grote mond en valt hij niet op, hij zal ervoor zorgen dat het goed komt tussen God en ons. Hij gaat ons redden. Gods dienaar komt eraan, mensen. En dat is het beste nieuws dat we maar kunnen krijgen!’
Jaren later wordt Jezus geboren. Hij ziet er niet heel sterk uit. Hij heeft geen grote mond. Eigenlijk valt Hij bijna niet op. Maar de mensen die in Hem gaan geloven, zeggen tegen elkaar: ‘Hé! Die dienaar van God, waar de profeet heel lang geleden over sprak – zou dat Jezus zijn? Hij is als kleine baby naar ons toe gekomen, en Hij had niet eens een bedje om in te slapen. Hij helpt alle mensen die Hij tegenkomt. Hij zorgt ervoor dat het weer goed komt tussen God en ons. Hij is onze redder!’